Tijdrovend proces vergunningen
Joris Taanman, beleidsadviseur Energie en Industrie, legde uit dat er veel tijd gaat zitten in voorbereiding, opstellen en verlenen van de vergunning. Dat komt door complexe regelgeving, capaciteitsgebrek bij de overheid, maar ook door trage besluitvormingsprocedures. Daarnaast wordt regelmatig zienswijzen en beroep ingesteld waardoor niet gestart kan worden met de bouw van een project.
Kortere doorlooptijden
Eén van de doelen van NPVI is om doorlooptijden van projecten te verkorten om de klimaatdoelstellingen voor 2030 en verder te behalen. Voor verkorten van procedures voor zowel aanleg van infrastructuur als voor vergunningen voor (maatwerk)bedrijven. Er zijn verschillende versnellingsopties ontwikkeld om procedures te verkorten. Voorbeelden hiervan zijn de expertpool MIEK-PEH voor grootschalige energie-infra en de expertpool voor de omgevingsdienst en regionale overheden die te weinig capaciteit en kennis hebben om complexe vergunningstrajecten en ruimtelijke inpassing tijdig te doorlopen. Zij kunnen zo capaciteit en kennis benutten voor energietransitie en verduurzaming. Joris Taanman geeft aan dat er allerlei versnellingsopties zijn ontwikkeld, maar dat deze nog lang niet altijd worden toegepast. Er wordt een oproep aan de zaal gedaan om versnellingsopties, zoals de expertpool MIEK-PEH actief te promoten en te implementeren.
Uit de zaal kwam de aanbeveling om ook netbeheerders aan zo’n pool te laten meedoen. In Amsterdam werken overheid en netbeheerders al samen. Daardoor kunnen ze planningen op elkaar afstemmen en daarmee tijd winnen.
Vanuit een deelnemer wordt aangegeven dat capaciteit bij vergunningverlening niet het knelpunt is maar dat het bevoegde gezag geen zicht heeft op wat er komt aan ontwikkelingen en procedures. Het is daarom belangrijk dat regionale bevoegde gezagen goed worden meegenomen in de ontwikkelingen binnen hun werkgebied.
Amsterdamse observaties
Maarten van Poelgeest is partner bij Andersson Ellfers Felix, een adviesbureau voor maatschappelijke vraagstukken. Hij deelde observaties uit Amsterdam, waar netwerkcongestie een veelvoorkomend struikelblok is voor bedrijven. Netbeheerders kiezen daarom vaker voor een maatwerkaanpak. Ze kijken dan wat er op een locatie of bij een project nodig is om te versnellen. Die flexibiliteit staat volgens Van Poelgeest op gespannen voet met hun wens voor centrale sturing en standaardisatie. Toch levert het uiteindelijk veel tijdwinst op en een gezondheidsvoordeel voor omwonenden.
Overheden kunnen versnellen door besluitvormingsprocessen te vereenvoudigen, meent Van Poelgeest. Soms zijn tien locaties in beeld voor de bouw van een onderverdeelstation. Ook als er duidelijke voorkeurslocaties zijn, worden toch alle locaties onderzocht. Daarom pleit hij ervoor om te “trechteren om eerder tot een definitieve keuze te komen, niet alles hoeft onderzocht te worden”.
Op regionaal niveau moet er een onafhankelijk iemand zijn die de knelpunten van alle stakeholders in een vergunningstraject kan benoemen en kan helpen oplossen. In de Industrieclusters kan de clusterregisseur deze rol (meer) oppakken. Op lokaal niveau kan een regisseur worden benoemd.
Tot slot ziet Van Poelgeest dat overheden vaak risico’s mijden en daarom procedures perfect op orde willen hebben. Dat remt af. “We kunnen ook naar een systeem waarin ‘goed genoeg’ ook goed is.”