Ingrid Thijssen, voorzitter van VNO-NCW en de zes clusterregisseurs van het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie namen ook deel aan het panelgesprek.
Versnelling is ingezet
De minister gaf aan dat iedereen inmiddels wel overtuigd is van de noodzaak tot verduurzamen, zodat we een leefbare planeet doorgeven aan volgende generaties. Versnellen vraagt volgens haar onder meer om maatwerkafspraken. ‘Daarbij kijken we naar wat een bedrijf nodig heeft om CO2-uitstoot te verlagen en de leefomgeving te verbeteren. Soms betekent dit dat we meebetalen.’
De introductie van omgevingsdiensten is volgens de minister een voorbeeld van een stap die is gezet om vergunningen sneller af te geven. Gemeenten maken binnen deze diensten gebruik van elkaars kennis en kunde en hoeven zodoende niet alles zelf te doen.
Adriaansens erkende dat het nog niet snel genoeg gaat met het oplossen van met name de netcongestie. Dat is de file op het elektriciteitsnet die ontstaat als de grens van de capaciteit is bereikt. Ze ziet nog wel mogelijkheden om bestaande capaciteit beter te benutten. Bijvoorbeeld door energiehubs: initiatieven waarbij energie lokaal wordt opgewekt, verbruikt én opgeslagen, bijvoorbeeld in een batterij. Zodra er tekorten zijn, worden deze buffers aangesproken.
Ze roemde de kracht van het NPVI, omdat daarin partijen samen de schouders zetten onder concrete initiatieven. ‘De enige weg om van A naar B te komen’.
Vergunningen
Van Rijn ging dieper in op de juiste balans bij vergunningverlening. ‘Vergunningen zijn er om ervoor te zorgen dat de omgeving schoon, veilig en gezond blijft. Maar ze moeten ook weer niet belemmerend werken, want we staan ook voor een goed vestigingsklimaat. Het kan voor een behoorlijk versnelling zorgen als bedrijven eerder de omgeving betrekken bij plannen. Dat zorgt voor onderling vertrouwen en voorkomt dat partijen tegenover elkaar komen te staan, wat vaak tot tijdrovende procedures leidt die bij de Raad van State eindigen.’
Turbo moet erop
Thijssen onderstreepte de noodzaak om vaart te maken. Volgens haar liep Nederland ooit voorop in waterstofprojecten, maar zijn we inmiddels ingehaald door België en Duitsland. ‘Dat komt doordat we iets treuzeligs hebben. Er wordt in ons land eindeloos gepalaverd terwijl de turbo erop moet. Hak eens knopen door.’
Verwonderen, versimpelen en verminderen
Uit de pitches van de zes clusterregisseurs bleek dat ze staan te trappelen om tot actie over te gaan. Veel plannen van bedrijven lopen echter stuk op eerder genoemde uitdagingen als netwerkcongestie, energiekosten en vergunningen. Tjisse Stelpstra van Noord-Nederland pleitte daarom voor wat hij de drie V’s noemt: verwonderen, versimpelen en verminderen. ‘Vraag je vaker af waarom je dingen doet zoals je ze doet en of het niet anders kan. Waarom doen we moeilijk? Waarom verliezen we ons in complexiteit? Ga voor een zeven zodat je vast aan de slag kunt, wacht niet tot je een perfecte tien hebt behaald.’
Adriaansens voegde hieraan toe dat duurzame projecten niet van de grond komen, omdat er bij de overheid geen potje voor is. ‘Maar als je een goed plan hebt en gewoon begint, dan komt het geld vaak vanzelf’.
Verduurzaming maakindustrie
Bas ter Weel, kroonlid bij de SER, overhandigde het rapport Verduurzaming Maakindustrie aan de minister. Hierin wordt gewezen op het belang van de sector: deze is goed voor 15% van het verdienvermogen van ons land. De sector is echter ook goed voor ongeveer een derde van alle uitstoot van broeikasgassen in ons land. Op weg naar het behalen van duurzame doelen loopt ook de maakindustrie aan tegen onvoldoende capaciteit op het elektriciteitsnetwerk en een tekort aan technisch personeel. In het rapport roept de SER het nieuwe kabinet op om duidelijkheid te geven over het beleid rond beprijzen van uitstoot en over regelgeving en subsidies voor verduurzaming. ‘Bedrijven zullen immers de komende twee jaar finale besluiten moeten nemen over omvangrijke investeringsprojecten die nodig zijn om klimaatdoelen te halen en de ambitie van een schone en vitale maakindustrie waar te maken.’