Haalbaarheid Cluster Energie Strategieën onderzocht

06-12-2024

Minder afname broeikasgasemissie in plannen industrie, dat is één van de conclusies van de reflectie op de CES 3.0. Dit onafhankelijke rapport van PBL liet het ministerie van Klimaat en Groene Groei (KGG) maken als reflectie op de laatste Cluster Energie Strategieën (CES).

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), maakte in samenwerking met de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk-onderzoek (TNO) en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), een analyse van alle CES 3.0-rapporten. Het PBL-rapport brengt een aantal knelpunten aan het licht, maar biedt ook handvaten om het proces te verbeteren. 

Cluster Energie Strategieën

In de CES’en brengen industrie, netbeheerders en overheden de toekomstige vraag en aanbod aan duurzame energie voor een industriecluster in beeld. In september 2024 hebben de vijf grote industrieclusters de derde iteratie van de CES’en opgeleverd (CES 3.0).  
In deze studie reflecteren de kennisinstellingen op de geagendeerde verduurzamingsplannen van de industrie en ook op het proces voor de totstandkoming van de CES. Voor hun reflectie hebben zij de CES 3.0-rapporten gebruikt en aanvullend interviews gehouden met betrokken partijen. Op 5 december is het rapport gepubliceerd door PBL en op 10 december wordt het rapport als bijlage bij een kamerbrief over de voorgang van energie-infrastructuurprojecten aangeboden aan de Tweede Kamer. 

Bevindingen

In het PBL-rapport komt naar voren dat de optelsom van de plannen in de CES’en voor verduurzaming van de industrie resulteert in 19 Mton emissiereductie tussen 2021 en 2030. Dat is echter 7 Mton minder dan in de plannen van twee jaar geleden (CES 2.0). Ook benadrukt dit rapport de conclusies van de Klimaat- en Energieverkenning (KEV) 2024.  
In het PBL-rapport komen een aantal concrete punten naar voren:

•    Dialoog en datakwaliteit verbeterd 
De informatie-uitwisseling en het gesprek tussen bedrijven, netbeheerders en overheden is door deze CES’en verbeterd. Dit helpt bij het zicht krijgen op de (veranderende) energievraag en de behoefte aan energie-infrastructuur. Netbeheerders geven daarnaast aan dat ook de datakwaliteit omhoog is gegaan, waardoor de data die is opgehaald in het kader van de CES beter te gebruiken zijn. 

•    Potentiële emissieverlaging vooral door projecten in beginnende fase 
Nieuw in deze CES’en is het inzicht in welke fase de beschreven emissiereductieprojecten zich bevinden: beginnend of vergevorderd. Bij vergevorderde projecten zijn vaak gedetailleerde technische gegevens beschikbaar en bijvoorbeeld een milieueffectenrapport. Dat is bij beginnende projecten nog niet het geval. Daardoor is de reductiepotentie lastiger te onderbouwen voor beginnende projecten.  

Het PBL-rapport laat zien dat 62% van de projecten die de reductie mogelijk maken voor 2030 zich nog in een beginnend stadium bevinden. Dat maakt het onzeker of de 37 Megaton reductie in 2030 en 43 Megaton in 2035 realistisch is. Dat is de totale reductiepotentie van de industrie én energiesector samen. 

•    Effecten op elektriciteit, waterstof en CO2 
In het rapport wordt zichtbaar gemaakt dat de elektriciteitsvraag van de industrie flink groeit en toeneemt naar 85 terrawattuur in 2030. Daarnaast stelt het onderzoek dat de toename van waterstofaanbod de vraag overstijgt. En dit komt vooral door de plannen voor waterstofimport. Ook opvallend is de conclusie dat de verwachte vraag om afvang en opslag van CO2 (CCS) groter is dan de capaciteit voor afvang en opvang in de projecten die hiervoor zijn opgenomen in de CES’en (zoals Porthos, Aramis). 

Grote (MIEK) energie-infrastructuurprojecten 

Energie-infrastructuurprojecten kunnen via de CES worden aangedragen voor het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK). Met dit programma geeft het kabinet belangrijke projecten prioriteit en ondersteunt het in tijdige realisatie. Het reflectierapport stipt aan dat nut en noodzaak van alle bestaande projecten met MIEK-status is herbevestigd in de CES. Wel wordt het belang van de tijdige realisatie van projecten benadrukt, omdat door uitdagingen in de realisatie steeds meer energieprojecten vertragen. 

Toekomst van de CES 

Het rapport geeft ook concrete handvaten om het vervolgproces te verbeteren. Het draagvlak staat onder druk, omdat het aanleveren van data door veel bedrijven als dubbelwerk wordt ervaren. Het voorstel is een lichter proces in te richten, door alleen te focussen op wijzigingen in de plannen en dit te doen in combinatie met het door ontwikkelen van het Data Safe House (DSH). De toegevoegde waarde van een goed functionerend Data Safe House wordt al erkend door betrokkenen: het is veilig en toegankelijk. Het is dan wel belangrijk dat de data voldoende dekkend is voor heel Nederland, dus dat alle regio’s vertegenwoordigd zijn en het 90% van het energieverbruik van de industrie bevat. 

Het ministerie van KGG neemt dit advies over en start een projectteam om dit verder uit te werken in een advies samen met de verschillende partners die werken aan de CES. In het voorjaar van 2025 wordt dit advies verwacht.

Lees meer

Afbeeldingen

X (voorheen Twitter)

Cookie-instellingen