In aanvulling op het verduurzamen van het huidig waterstofgebruik wordt ook ingezet op waterstofvolumes opschalen voor bedrijven die willen overstappen op waterstof. Nederland investeert hierbij in zowel binnenlandse productie van waterstof als import van waterstof (dragers). Leveringszekerheid is cruciaal, waarbij energiediplomatie een belangrijke rol vervult.


Details
Op deze afbeelding zie je een tijdlijn met mijlpalen voor het NPVI-thema waterstof. De tijdlijn loopt van het 4e kwartaal van 2023 tot het 1e kwartaal van 2030. Op de tijdlijn kan je de volgende mijlpalen aflezen:
- 2023 Q4, IF12: Gasunie infravisie
- 2023 Q4, EL24: Nationaal Plan Energiesysteem (NPE)
- 2024 Q1, W05: Uitwerking opschalingsinstrumentarium elektrolyse
- 2024 Q1 , W07: Besluit raffinageroute
- 2024 Q2, W14: Onderzoek regionale waterstofinfrastructuur (oa cluster 6 bedrijven)
- 2024 Q2, W15: Onderzoek naar watervoorziening grootschalige elektrolyse
- 2024 Q2, W17: Richtsnoer veiligheid waterstofdragers
- 2024 Q3, W01: Verkenning subsidie vraagstimulering waterstof
- 2024 Q3, W02: Besluit waterstofkwaliteit
- 2024 Q3, RV01: Actualisatie veiligheids- en beleidskaders vervoer ammoniak per buisleiding
- 2024 Q4, W06: Vormgeving tender 300 miljoen euro import via H2Global
- 2024 Q4, W08: Visie op waterstofdragers
- 2024 Q4, W09: Analyse vraag en aanbod hernieuwbare en koolstofarme waterstof
- 2024 Q4, W13: Oplevering onderzoek alternatieve productiemethoden waterstof
- 2024 Q4, RV02: Herijking kabinetsstandpunt ammoniak
- 2024 Q4, EL25: Beleidsagenda Nationaal Plan Energiesysteem (NPE)
- 2025 Q1, W11: Vormgeving en vaststelling ingroeipad jaarverplichting RFNBO’s in industrie"
- 2025 Q2, W18: Verdiepend onderzoek naar locaties waar zich geconcentreerde waterstofvraag kan ontwikkelen
- 2025 Q4, W04: Ordening rondom importterminals, opslag en private transportinitiatieven naast het waterstofnetwerk
- 2025 Q4, W12: Beoogde realisatie van hernieuwbare waterstof- en ammoniakproductie ipv 800 kton grijze waterstof (in RM, CH en Z)
- 2026, W16: Start raffinageroute
- 2027, W10: Capaciteit voor import en conversie van waterstof(dragers)
- 2028, W03: Realisatie demoprojecten voor productie waterstof op zee
- 2029, IK01: Energiediplomatie voor import en doorvoer hernieuwbare energie (tevens als onderdeel van de EU-markt na 2030)
- 2030, IF05: Realisatie waterstofnetwerk
- 2032, IF02: Delta Rhine Corridor
Productiemethoden en transport
Waterstof wordt geproduceerd door elektrolyse, al worden naast elektrolyse ook andere routes voor waterstofproductie onderzocht. Om waterstof over grote afstanden per schip te transporteren, zijn verschillende waterstofdragers mogelijk. Vaak wordt gedacht aan ammoniak, maar andere opties als methanol, vloeibare waterstof en LOHC komen steeds meer in beeld. Voor waterstofdragers wordt aanvullend beleid ontwikkeld gezien de verwachte toename van volumes die worden geïmporteerd.
Infrastructuur en opslag
Naast beschikbaarheid van waterstof is ook infrastructuur onmisbaar, met het landelijke waterstofnetwerk als centraal element. Dit netwerk verbindt de vijf industrieclusters met elkaar, met opslag en met het buitenland. Opslag in bijvoorbeeld terminals en zoutcavernes is essentieel om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen en mogelijk op termijn strategische voorraden aan te houden.
Stimulering en vraagbevordering
Het thema Waterstof omvat naast productie, import en infrastructuur, ook afname. De overheid werkt aan stimulering voor het gebruik van hernieuwbare waterstof in de industrie. De raffinageroute heeft hierbij een vliegwielfunctie. Ook werkt de overheid aan vraagstimulering via een jaarverplichting voor industriële waterstofgebruikers en een vorm van vraagsubsidies. Bovendien wordt via importtenders beoogd om waterstof voor de industrie beschikbaar te maken.
Voldoende en betaalbare waterstof
Om de industrie te verduurzamen met behulp van hernieuwbare en koolstofarme waterstof, moet er genoeg en betaalbare waterstof zijn. Dit vraagt om grootschalige productie van hernieuwbare en koolstofarme waterstof. Import zal nodig zijn om aan de vraag te voldoen. Voor hernieuwbare waterstof geldt ook dat er voldoende additionele hernieuwbare elektriciteit moet zijn om waterstof te kunnen produceren.
Robuuste infrastructuur
Waterstofinfrastructuur is onmisbaar om de waterstof bij de afnemer te krijgen. De ontwikkeling en aanleg van transport- en distributienetwerken, ondergrondse en bovengrondse opslagfaciliteiten en importterminals maken hier deel van uit. Daarnaast zal meer vervoer over weg, spoor en water nodig zijn, mede door de structureel lagere energiedichtheid dan bij fossiele energie. De infrastructuur moet veilig, betrouwbaar en flexibel zijn om te voldoen aan de groeiende vraag en de verschillende toepassingen. Samenwerking en gerichte investeringen zijn essentieel om niet alleen het landelijke waterstofnetwerk, maar ook de regionale distributie te realiseren.
Tijdige realisatie
De transitie naar het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme waterstof omvat meer dan de bouw van infrastructuur. Duidelijke beleids- en veiligheidskaders, stimuleringsmaatregelen, vergunningsprocedures en risicobeheersing zijn nodig om bedrijven tot investeringen te brengen die leiden tot productie en implementatie van waterstof in industriële processen. Samenwerking tussen overheid, industrie en kennisorganisaties, ook internationaal, helpt de ontwikkeling van de waterstofmarkt te optimaliseren en te versnellen.
Relevante programma’s
NPVI-doelen
- Voldoende en betaalbaar aanbod van ( CO2-vrije) elektriciteit voor de industrie (inclusief kosten infrastructuur)
- Voldoende flexibiliteit
- Adequate infrastructuur voor transport (inclusief aanpak netcongestieproblematiek)
- Tijdige realisatie van elektrificatie in de industrie
Elektrolyse- en waterstofdoelen
Beleidsdoelen hernieuwbare en koolstofarme waterstof:
- Elektrolysecapaciteit: 3 à 4 GW in 2030 (Klimaatakkoord), streefdoel 8 GW in 2032
- EU: 40 GW elektrolysecapaciteit in 2030 (Fit for 55)
- EU: 42% van industrieel waterstofgebruik afkomstig van hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische herkomst in 2030 en 60% in 2035 (Renewable Energy Directive III)