De CO₂-uitstoot van de gehele industrie bedroeg in 2021 circa 54 Mton. Het huidige kabinet heeft afgesproken dat de bedrijven hun emissies moeten reduceren tot circa 29 Mton in 2030. Omdat tweederde deel van de industriële uitstoot plaatsvindt bij 15 bedrijven, besloot minister Adriaansens maatwerkafspraken te maken met deze groep. Deze bedrijven stootten in 2021 gezamenlijk zo’n 35 Mton CO2 uit. In 2030 zouden ze dat moeten beperken tot 19 Mton: ofwel een besparing van 16 Mton. Dat is 4 Mton meer dan was afgesproken in het Regeerakkoord.
De bedrijven werken vrijwillig mee met de maatwerkafspraken voor extra CO2-besparing. Maar ze moeten wel bindende afspraken maken als ze in aanmerking willen komen voor financiële ondersteuning. Inmiddels ondertekenden 8 bedrijven een expression of principles (EoP). Als de plannen zijn getoetst en verder uitgewerkt, volgt een joint letter of intent (JLoi). Een commissie van deskundigen beoordeelt uiteindelijk of de plannen en doelstellingen reëel en haalbaar zijn. Daarna worden de afspraken ook juridisch vastgelegd in bindende maatwerkafspraken.
Inmiddels tekenden 8 bedrijven een EoP:
- Dow Benelux
- Nobian
- OCI
- Tata Steel
- Shell
- Anqore
- Yara Sluiskil
- Zeeland Refinery
Als de bedrijven de voorgenomen investeringen en reductieplannen daadwerkelijk uitvoeren, vermijden ze in totaal 10 Mton CO2-uitstoot in 2030. De minister verwacht daar in ieder geval nog 4,5 Mton aan te kunnen toevoegen via de 7 overige bedrijven. Al heeft nog niet ieder bedrijf te kennen gegeven aan de maatwerkafspraken mee te willen doen.
De minister kondigde ook aan dat andere bedrijven eveneens gebruik kunnen maken van de methodiek van de maatwerkafspraken. Met name bedrijven buiten de 5 industrieclusters, het zogenaamde 6de cluster, vragen ondersteuning bij het terugdringen van hun CO2-emissies.
Knelpunten
Veel van de verduurzamingsplannen stuiten momenteel op beperkingen in de energie-infrastructuur. Maar bedrijven ondervinden ook andere financieel, juridische of planologische knelpunten bij het uitvoeren van hun verduurzamingsprojecten. Het Nationaal programma Verduurzaming Industrie (NPVI) moet die knelpunten wegnemen en meer samenhang in de bestaande projecten brengen. Daarmee voert het programma de regie over de industriële energietransitie. Als onderdeel van het nieuwe programma stelde Adriaansens 5 clusterregisseurs aan. De clusterregisseurs brengen de voortgang van verduurzamingsprojecten binnen en infraprojecten buiten de poort van de clusters in kaart.
De verduurzamingsprojecten hebben een directe invloed op de infrastructuur en vice versa. Om de netbeheerders vroegtijdig inzicht te geven in de noodzaak van nieuwe energie-infrastructuur, richt het Kabinet een Data Safe House in. Hier kunnen bedrijven hun verduurzamingsplannen vroegtijdig en veilig bekend maken.
NIKI
Daarnaast ontwikkelt het ministerie van Economische Zaken en Klimaat een nieuw financieringsinstrument: de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI). Adriaansens verwacht deze regeling in 2024 te publiceren. Dit instrument is gericht op de opschaling van innovatieve technologieën die leiden tot CO2-reductie en reductie van het gebruik van fossiele grondstoffen. Maatwerkbedrijven kunnen een aanvraag doen op dit generieke instrument. Ze moeten dan wel een JLoI hebben getekend.